Ik kwam vroeger wel eens thuis bij een vriendinnetje, ze woonde samen met haar ouders en haar twee jaar jongere zusje in een duur koophuis. Er stond een grote auto ‘van de zaak’ voor de deur, haar vader was directeur. Elke week gingen ze minimaal één keer uit eten en dat was geen goedkope chinees, maar van die restaurants waar wij thuis altijd met een grote boog omheen liepen. ‘Dat kunnen wij toch niet betalen’, hoorde ik dan één van mijn ouders zeggen.
Ja, ik was gefascineerd door al die rijkdom. Ik groeide op in een aftands huurhuis, sliep in een tweedehands stapelbed, ging nooit uit eten en liep soms jaren naar school omdat mijn fiets stuk was. Maar het was niet die rijkdom die mijn fascinatie raakte. Wat mij raakte waren de gesprekken die plaatsvonden in dat huis.
Waar een gesprek bij mij thuis stopte bij ‘goed’, als antwoord op hoe mijn dag was, kreeg ik daar een vervolgvraag als ‘wat was er dan zo goed?’. Ik moest ineens gaan vertellen wat ik voelde. Waarom had ik iets gedaan. Had ik dat verwacht of had ik het graag anders gezien? We gingen de diepte in. Doodeng, dat had ik nog nooit gedaan.
In het begin voelde het als een kruisverhoor, waarom laten ze mij niet met rust? Later ging ik het waarderen. Nu zou ik niet meer zonder kunnen.
Dit was ook het moment dat ik het communiceren met mijn eigen ouders ging zien als een pijniging. Een simpel en kort gesprek kon mij niet meer boeien. Ik heb meerdere keren mijn vader midden in een telefoongesprek opgehangen. Als je toch niets te zeggen hebt of geen interesse toont, waarom zit ik hier dan mijn tijd te voldoen? Er zijn weinig dingen in mijn leven waar ik spijt van heb, dit is er één van. Mijn vader leeft niet meer en ik zou hem dolgraag nog eens horen, zelfs in een oppervlakkig gesprek.
Maar om terug te komen op het verhaal, ik herinner mij dus enorm goed waar ik heb leren communiceren. Niet op school, niet thuis, maar bij mijn vriendinnetje thuis. Ik begon te filosoferen, te dromen. Mijn fantasie begon te leven. Ik ben nog steeds enorm dankbaar voor die ervaring, het heeft mij gemaakt tot wie ik nu ben.
Vandaag zat ik met mijn neefje in de auto. Hij is twaalf jaar oud. Zijn leven bestaat uit chatten met vriendjes op zijn iPhone. Spelletjes doen. Een film of serie kan hem niet boeien. Het frustreert mij dat ik niet met hem kan praten. Ik kan tien vragen stellen over zijn dag, ik krijg er geen eentje terug. Als ik hardop fantaseer over het boek dat ik nu schrijf, dan zie ik hem wel eens kijken en daarna gaat hij weer terug naar zijn telefoon. Hij leest niet en als hij wel een keer een poging doet, dan haakt hij snel weer af.
En ineens moest ik denken aan vroeger, mijn eigen jeugd. Hij heeft een drukke moeder en geen vader. Een jonger broertje en een nog jonger zusje. Ik hoor hem nooit praten met zijn moeder. Nooit echt praten tenminste, hij praat zoals ik sprak met mijn ouders. Hoe verschrikkelijk zou ik het vinden als niemand mijn lichtje had aangedaan. Hoe zou ik zijn geweest als ik de vader van mijn vriendinnetje niet had ontmoet. Zat ik dan opgesloten in mijn eigen lichaam en wist ik niet hoe ik mijzelf moest uitdrukken? Had ik dan ooit kunnen dromen en fantaseren zoals ik nu doe?
Ik voel een nieuwe missie opkomen in mijn leven, misschien ben ik degene die hem hierbij moet helpen. Zijn moeder is te druk en zijn omgeving is teleurstellend. Ik wil dat knopje vinden waardoor hij gaat bloeien, waardoor hij gaat leven. Ik wil dat hij gaat lezen en zichzelf gaat ontwikkelen. Even tegen zijn vriendjes zeggen dat hij druk is met zelfontplooiing.
Hij is niet egoïstisch. Hij is niet dom. Hij heeft het gewoon nog niet geleerd. Hij weet nog niet hoe!
Photo by Julia M Cameron from Pexels